woensdag 25 februari 2009

WAT is jeugdvakantie?


De jongere die afstudeert, jonger is dan 25 jaar en ten minste één maand werkt als loontrekkende gedurende het jaar waarin hij zijn studies heeft beëindigd, kan het daarop volgende jaar jeugdvakantie nemen ter aanvulling van zijn onvolledig recht op vakantie. Voor elke jeugdvakantiedag ontvangt hij, ten laste van de werkloosheidsverzekering, een uitkering die 65% bedraagt van zijn begrensd loon.

Met andere woorden, de jongere heeft recht op jeugdvakantiedagen, vergoed door de RVA met jeugdvakantie-uitkeringen, voor het vakantiedienstjaar waarin hij niet volledig was tewerkgesteld.

Wie heeft er recht op jeugdvakantie en wanneer ?

Om recht te hebben op jeugdvakantiedagen moet de jongere aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Op 31 december van het vakantiedienstjaar de leeftijd van 25 jaar niet bereikt hebben; (het vakantiedienstjaar is het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de jongere vakantie neemt).
- In de loop van het vakantiedienstjaar zijn studies (met inbegrip van de periode van het maken van een eindwerk) hebben beëindigd; onder studies wordt eveneens verstaan:
de middenstandsleerovereenkomsten, het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, opleidingen of vormingen erkend in het kader van de deeltijdse leerplicht door de VDAB, BGDA, FOREM of ADG (in het kader van het inschakelingsparcours).
- Na de beëindiging van de studies, leertijd of vorming, in de loop van het vakantiedienstjaar gewerkt hebben als loontrekkende gedurende een minimumperiode.
De jongere moet gedurende ten minste één maand verbonden zijn door één of meerdere arbeidsovereenkomsten en deze tewerkstelling moet ten minste 70 arbeidsuren of gelijkgestelde uren omvatten. Een tewerkstelling met de vakantieregeling "openbare dienst" of met een uitgestelde bezoldiging (onderwijs) en een industriële leertijd tellen echter niet mee.

De regeling geldt zowel voor arbeiders als bedienden.

De jeugdvakantie is een recht en geen verplichting.

Ook een jongere die deeltijds is tewerkgesteld heeft recht op jeugdvakantiedagen.

Een jongere die is tewerkgesteld is een activeringsprogramma en geniet van de vakantieregeling voor de "privé sector" heeft eveneens recht op jeugdvakantiedagen.

De jeugdvakantiedagen:
- Indien de jongere aan de voorwaarden voldoet heeft hij recht op een aantal aanvullende vakantiedagen met een maximum van 4 weken, te verminderen met de gewone vakantiedagen waarop hij eventueel overeenkomstig de vakantiewetgeving recht heeft;
- De jongere moet inderdaad eerst zijn gewone vakantiedagen opnemen; dit kan:
tijdens zijn tewerkstelling als loontrekkende; aansluitend op een dergelijke tewerkstelling;
tijdens een periode van vergoede volledige werkloosheid.
- De jeugdvakantie kan daarentegen alleen worden opgenomen tijdens een tewerkstelling als loontrekkende.

De jongere mag bovendien tijdens één van de vorige kalenderjaren niet voldaan hebben aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een jeugdvakantie-uitkering.

De jeugdvakantie-uitkering :

Voor het verkrijgen van een jeugdvakantie-uitkering mag de jongere geen beroeps- of ander vervangingsinkomen genieten.

De uitkering bedraagt 65% van het brutoloon van de jongere tijdens de eerste maand waarin de jeugdvakantie wordt genomen en is begrensd. (het actuele bedrag: http://www.rva.be/> werkloosheid en brugspensioen > jeugdvakantie).

Voor de (halve) jeugdvakantiedagen kan de jongere geen beroeps- of vervangingsinkomen ontvangen.

Formaliteiten :

Na de eerste maand waarin de jongere een dag jeugdvakantie opneemt moet de jongere 3 formulieren indienen bij de openbare Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen of bij een van de particuliere uitbetalings-instellingen die zijn opgericht in de schoot van de syndicale organisaties:
- het formulier C103 Jeugdvakantie Werknemer dat hij zelf invult
- het formulier C103 Jeugdvakantie Werkgever in tweevoud in te vullen door de werkgever.

Beide formulieren kunnen ten laatste tot februari van het jaar volgend op het vakantiejaar ingediend worden.
De betaling gebeurt ten vroegste vanaf mei van het vakantiejaar en dit op basis van elk formulier C103 Jeugdvakantie Werkgever.
Blanco formulieren zijn te verkrijgen bij de plaatselijke werkloosheids-bureaus van de RVA of bij de uitbetalingsinstellingen.

Regelgeving :

- Koninklijk besluit van 13 juni 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van de jeugdvakantie.
- Koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheids-reglementering.

Voor meer info en nuttige adressen :
Het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling bevoegd voor uw gemeente (http://www.rva.be/).
Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen (http://www.hvw.fgov.be/).
Uitbetalingsinstellingen (http://www.rva.be/> Partners > Uitbetalingsinstellingen.
VADERSCHAPSVERLOF

In de regeling op het vaderschapsverlof heeft elke werknemer, ongeacht het arbeidsregime waarin hij is tewerkgesteld (voltijds of deeltijds), het recht om tien dagen van het werk afwezig te zijn naar aanleiding van de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs zijn zijde vaststaat.
Deze tien dagen mogen door de werknemer vrij worden gekozen binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag van de bevalling. Zij dienen niet noodzakelijk in één keer te worden opgenomen, maar kunnen naar keuze van de werknemer worden gespreid over de periode van dertig dagen vanaf de bevalling. De dag van de bevalling geldt als eerste dag van die periode van dertig dagen.
In geval van geboorte van een tweeling of een meerling worden de 10 dagen vaderschapsverlof slechts 1 maal toegekend.

Tijdens de eerste drie dagen van het vaderschapsverlof behoudt de werknemer zijn volledige loon ten laste van zijn werkgever. Om recht te hebben op dit loon dient de werknemer de werkgever vooraf te verwittigen van de bevalling. Indien dit laatste onmogelijk blijkt, moet de werknemer de werkgever zo spoedig mogelijk verwittigen.

Tijdens de volgende zeven dagen van het vaderschapsverlof ontvangt de werknemer geen loon, maar wordt hem een uitkering toegekend via de uitbetalingsinstellingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (ziekenfondsen). Het bedrag van deze uitkering is vastgelegd op 82% van het gederfde brutoloon (het dagbedrag van dit brutoloon is evenwel begrensd tot 101,2117 € - bedrag op 1 juli 2003, voor de indexaanpassingen van dit bedrag kan men de website van het RIZIV raadplegen).
OUDERSCHAPSVERLOF
VOOR KINDEREN
TOT 12 JAAR


Ouders die een ouderschapsverlof willen opnemen kunnen dat voortaan tot het kind twaalf jaar is. Dat heeft de ministerraad op voorstel van minister van Werk Joëlle Milquet beslist naar aanleiding van de begrotingsopmaak 2009 (*).


De werknemer die een loopbaanonderbreking wenst voor ouderschapsverlof kan dat tot het kind twaalf jaar is. Het kind mag twaalf jaar worden ten laatste tijdens het ouderschapsverlof. Dat geldt voor alle kinderen, bij geboorte en bij adoptie. Door de verhoging van de leeftijd kunnen de werknemers hun werk-gezin situatie beter op elkaar afstemmen.


(*) wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan.

Voor meer informatie:
Persdienst van de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen Joëlle MilquetBenoit Lannoo (N)
0476/76.19.43

Emilie Rossion (F)02/220.20.54 - 0473/13.97.58

Dienst Communicatie van de Federale Ministerraad, algemene directie Externe Communicatie - Kanselarij van de Eerste Minister